kuipbad
  • kuip·bad
enkelvoud meervoud
naamwoord kuipbad kuipbaden
verkleinwoord kuipbadje kuipbadjes

het kuipbado [1]

  1. kuip waarin men zich kan wassen
    • De lezer zal begrijpen, dat ik mij, na deze ervaring, liever beperkte tot een kuipbad, dat van de Nederlandse bader minder technische en folkloristische kennis vereist. Inderdaad geraakte ik na enig zoeken in een kamertje, waar een kuip vol warm water reeds op mij stond te wachten. Twee minuten later zat ik erin, greep naar de zeep en maakte mij juist op, een van onze mooie, Nederlandse badliederen aan te heffen, toen de deur van het hokje werd geopend en een bejaarde juffrouw binnentrad. [2] 
77 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]