kruiper
- krui·per
- Naamwoord van handeling van kruipen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruiper | kruipers |
verkleinwoord | kruipertje | kruipertjes |
de kruiper m
- iets dat of iemand die kruipt
- (scheldwoord), kruiperig persoon, een slijmerd
- mannelijke vorm van kruipster
- Het woord kruiper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruiper" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be