1. Een groot aantal kontkruipers op een zinnebeeldige prent van J.T. de Bry op Wikipedia (de) uit 1596, naar een eerder voorbeeld van P. Bruegel op Wikipedia (nl).


  • kont·krui·per
 Die ghelt te gheven heeft onder hooghe en slechte,
En dat hij wat milt laet van sijnen schat, druijpen,
Hy vrijcht Offitien en comt t'sijnen rechte,
Want elck en weet niet hoe hem sal in t' gat cruijpen.
[1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kontkruiper kontkruipers
verkleinwoord kontkruipertje kontkruipertjes

de kontkruiperm

  1. (vulgair) (scheldwoord) iemand die tegenover een iemand die meer geld of macht heeft overdreven vriendelijk en meegaand is
     De bobo's om U heen schrokken zich de tering en konden niet anders dan in een reflex Uw koninklijke voorbeeld volgen. En daar gingen ze. Wat een kontkruipers, dacht ik.[3]
  1.   Weblink bron “De man met de duitenzak en zijn vleiers” op rijksmuseum.nl
  2.   Weblink bron
    Déborah Knop & Jean Vignes
    “Introduction” (17 januari 2015) op fabula.org
  3.   Weblink bron
    Youp van ’t Hek
    “Majesteit” (17 augustus 1996) op nrc.nl