1. Binnen een kringloopwinkel in Breda.
  • kring·loop·win·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord kringloopwinkel kringloopwinkels
verkleinwoord kringloopwinkeltje kringloopwinkeltjes

de kringloopwinkelm

  1. (handel) (economie) winkel die geen geld betaalt voor de inkoop en een geringe vergoeding vraagt bij de verkoop van goederen
    • In een tweedehandswinkel wordt geld betaald aan degene die goederen inbrengt ter verkoop, dat is bij een kringloopwinkel niet het geval. 
    • Een kringloopwinkel heeft meestal een idealistische grondslag zowel wat betreft de armoedebestrijding als wat betreft de milieubescherming. Tevens worden ze vaak gebruikt als werkverschaffingsproject. 
    • Ik loop langs de kringloopwinkel, waar ze niet meer door de bakken graast op zoek naar koopjes. [1]
    • Om een bijdrage te leveren aan de afvalproblematiek in ons land is in Twente het plan ontstaan een zg. kringloopwinkel te introduceren. [2]