• kot·ma·dam
enkelvoud meervoud
naamwoord kotmadam kotmadammen
kotmadams
verkleinwoord kotmadammetje kotmadammetjes

de kotmadamv

  1. iemand die één of meer kamers in haar eigen woonhuis ter beschikking stelt aan een kostganger, student of commensaal
50 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be