kotmadam
- kot·ma·dam
- samenstelling van kot en madam
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kotmadam | kotmadammen kotmadams |
verkleinwoord | kotmadammetje | kotmadammetjes |
de kotmadam v
- iemand die één of meer kamers in haar eigen woonhuis ter beschikking stelt aan een kostganger, student of commensaal
- Het woord kotmadam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kotmadam" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be