• kost·win·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord kostwinning kostwinningen
verkleinwoord

de kostwinningv

  1. iets waarmee iemand zijn brood verdient
     Niet een gevaarlijk dansend leven vol beweging, maar een ordinair dagelijks bestaan dat draait om de allereenzijdigste kostwinning.[2]
     De aanklagers hebben aangegeven in beroep te gaan bij het Braziliaanse hooggerechtshof. 'Alle onderzoeken kwamen tot dezelfde conclusie. De dam zal drastische gevolgen hebben voor de voedselketen en de kostwinning van de inheemse bevolking', aldus de aanklagers.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Rechter keurt bouw omstreden dam Brazilië goed” (09-11-2011), Tubantia