kopshout van essenhout
  • kops·hout
enkelvoud meervoud
naamwoord kopshout -
verkleinwoord - -

het kopshouto

  1. (bouwkunde) het door een dwarsdoorsnede van hout gevormde vlak, loodrecht op de nerf/vezels van het hout, waar de jaarringen of gedeelten daarvan zichtbaar zijn; het vlak dat het kopse hout toont van een boomstam, balk, plank, etc.
    • Aan elk uiteinde van een dwars doorgezaagde boomstam ziet men het kopshout. [2]
    • "Binnen is het koetshuis licht, ruim en aangenaam, met in het midden een grote mezze-bar onder een royale vide. De muren zijn wit, de vloer is van donker kopshout." [3]
  • [1] De samenstelling "kopshout" is synoniem met de los van elkaar geschreven vaste verbinding "kops hout"
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Geertsma, P.;
     Wat is kopshout? (12 mei 2016) TechnischWerken.nl. Gearchiveerd op 15 februari 2019.
  3. Habets, Joep;
     Eredivisie in het verschiet (2 november 2000) nrc.nl. Gearchiveerd op 13 februari 2019.
  4. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221