koolmees
- kool·mees
- In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- samenstelling van kool en mees [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koolmees | koolmezen |
verkleinwoord | koolmeesje | koolmeesjes |
- (zangvogels) Parus major een geel met zwarte zangvogel
- Koolmezen maken gaten in nesten van eikenprocessierupsen en eten zowel jonge als oude exemplaren, maar hebben bij grote plagen maar een beperkte invloed, constateerden gemeenten die nestkasten hadden laten ophangen
- Indien koolmees wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep koolmezen zie dan Hyponiemen koolmezen
1.
- Het woord koolmees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koolmees" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "koolmees" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ koolmees op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be