• mees
enkelvoud meervoud
naamwoord mees mezen
verkleinwoord meesje meesjes

de meesv / m

  1. (zangvogels) benaming voor kleine weinig schuwe vogels uit de familie Paridae  
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]


vervoeging van
mear

mees

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear