• koes·te·rend
vervoeging van: koesteren
verbogen vorm: koesterende

koesterend

  1. onvoltooid deelwoord van koesteren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen koesterend koesterender koesterendst
verbogen koesterende koesterendere koesterendste
partitief koesterends koesterenders -

koesterend

  1. liefdevol verzorgend
    • En mannenweekenden dus. De contactloos betalende, 4G koesterende, iWatch adorerende stadsman om mij heen krijgt ineens uitnodigingen om mee te gaan op échtemannenreizen. Naar Albanië. Om hout te kappen, vissen te vangen en te jagen op wild. Zolang je er niet in cirkels hoeft te gaan zitten huilen, lijkt het me fantastisch. Al vind ik dat ik als nerd al behoorlijk goed bezig ben. [1] 
    • Vanuit de zaal komt er wel commentaar. „Het conservatieve ideaal wil de vrouw zien in haar eigenheid, met de haar geschonken gaven zoals koesterende zorg en gevoeligheid”, meent Cor Verkade, docent aan de Evangelische Hogeschool en ondernemer. Een ander uit de zaal noemt Spreuken 31 als het conservatieve ideaal. [2] 
    • Met enige opwinding worden de woorden van Poetin aangehoord. „Geliefde vrienden”, zegt de president: „Tot de aanvang van het nieuwe jaar zijn er enkele seconden over. Het is tijd om elkaar met koesterende woorden toe te spreken, elkaar te vergeven en te knuffelen en om elkaar de liefde te verklaren.” [3]