koesteren
- koes·te·ren
- van Middelnederlands coesteren "warm toedekken", in de betekenis van ‘verwarmen, vertroetelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1546 [1][2][3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koesteren |
koesterde |
gekoesterd |
zwak -d | volledig |
koesteren
- overgankelijk iets geliefds nauw aan het hart houden, vertroetelen of verzorgen
- Hij koesterde zijn geliefde op innige wijze.
- overgankelijk (figuurlijk) (over denkbeelden of gevoelens) voelen of er op nahouden
- Hij koesterde wrok jegens zijn concurrent.
- ▸ Eerder werd al bekend dat verdachte Tetsuya Yamagami wrok tegen Abe koesterde, omdat de politicus volgens hem verbonden was aan een religieuze groep. Het is niet duidelijk waarom de 41-jarige man uiteindelijk Abe als slachtoffer koos.[4]
1. iets geliefds nauw aan het hart houden
- Het woord koesteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koesteren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ koesteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "koesteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Verdachte van moord op oud-premier Abe had eerst ander doelwit” (09 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be