1. fruitboom in de Amerikaanse tropen (Melicoccus bijugatus)
2. vrucht van de Melicoccus bijugatus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knip·pa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knippa knippa's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de knippam

  1. (bloemplanten) Melicoccus bijugatus   een fruitboom uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae  ). De langzaam groeiende boom is tot 25 m hoog en heeft een tot 1,7 m brede stam met een gladde, grijze schors en uitgespreide takken
  2. (voeding) vrucht van de gelijknamige boom
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

3 % van de Nederlanders;
4 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen