Caesalpinia bonduc.
  • knik·ker·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord knikkernoot knikkernoten
verkleinwoord knikkernootje knikkernootjes

de knikkernootv / m

  1. (plantkunde) Caesalpinia bonduc   een geheel met stekels bedekte struik uit de tropen met op knikker gelijkende vruchten in een harde schaal die voor het galacang-spel gebruikt worden
    • Een doodenkele keer spoelt een knikkernoot wel eens aan op een Nederlands strand.