kloon
- kloon
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘duplicaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1938 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kloon | klonen |
verkleinwoord | kloontje | kloontjes |
- (dierkunde) een levend wezen dat een exacte genetische kopie is van een ander wezen
- Het schaap Dolly is een van de bekendste klonen.
- (techniek) een imitatie van een model
1. een levend wezen dat een exacte genetische kopie is van een ander wezen
vervoeging van |
---|
klonen |
kloon
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klonen
- Ik kloon.
- gebiedende wijs van klonen
- Kloon!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klonen
- Kloon je?
- Het woord kloon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kloon" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kloon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be