• klem·mend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen klemmend klemmender klemmendst
verbogen klemmende klemmendere klemmendste
partitief klemmends klemmenders -

klemmend

  1. van iets dat het vast gedrukt zit en niet meer los wil raken
    • OP een gegeven moment kwamen er rookpluimen uit de top van de mast. Waarschijnlijk is er tijdens het werken met een snijbrander om een klemmend deel los te krijgen een hoeveelheid kabels in brand gevlogen. [1] 
  2. van een verzoek of een advies dat het heel belangrijk is om eraan te voldoen
    • Bewonersoverleg Afrikaanderbuurt doet een klemmend beroep op de gemeenteraad om de hoogbouw op het badhuis 'te parkeren tot na de verkiezingen'. [2] 
    • De raadsvrouw van de jongen blijft een klemmend beroep op de rechters doen om toepassing van het strafrecht voor jongvolwassenen (tussen de 16 en 23 jaar). De rechtbank denkt daar over na, maar liet gisteren al doorschemeren in elk geval niets te voelen voor behandeling achter gesloten deuren. [3] 
vervoeging van: klemmen
verbogen vorm: klemmende

klemmend

  1. onvoltooid deelwoord van klemmen
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]


  1. Tubantia Paul Verlinden, Sebastiaan Quekel 31-08-18 Brand in zendmast Breda tijdens sloop, man gered uit mast
  2. Tubantia 17-01-18 Massaal protest tegen hoogbouw op badhuis Hengelo
  3. Tubantia Johan van Uffelen 08-02-18 Enkelband voor digitale kinderlokker (19) uit Bavel
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be