Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klager klagers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de klagerm

  1. iemand die klaagt
  2. (juridisch) iemand die zijn of haar beklag doet (voor een rechtbank)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Uitdrukkingen en gezegden
  • klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood
zowel klagers als pochers hebben de neiging om zaken te overdrijven

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen