Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klaag·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klaagster klaagsters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de klaagsterv

  1. een vrouw die veel en misschien wel altijd klaagt
    • Iedereen vond het klagen van de klaagster maar groot gezeur, maar de rechter vond dat ze helemaal gelijk had. Haar collega's mochten niet meer roken op het werk. 
  2. vrouw als de partij die een rechtszaak start
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen