• kilt
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘Schotse rok’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kilt kilts
verkleinwoord - -

de kiltm

  1. geruite wollen rok deel van het Schotse nationale kostuum
vervoeging van
killen

kilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van killen
    • Jij kilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van killen
    • Hij kilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van killen
    • Kilt! 
95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]