killen
- kil·len
- van het Engelse to kill [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
killen |
kilde |
gekild |
zwak -d | volledig |
killen
- overgankelijk van het leven beroven, vermoorden
- Katten killen honderd miljoen vogels per jaar. [2]
- (sport) overgankelijk een wedstrijd winnen
- Een wedstrijd killen tegen een topland is iets wat de ploeg van Caldas nog moet leren. [3]
- [1] doden
de killen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kil
- Het woord killen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "killen" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.