• kerk·volk
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkvolk
verkleinwoord

het kerkvolko

  1. gelovigen die geen speciale functie in de kerk bekleden
    • Ruim dertien jaar geleden, van 11 tot 15 mei 1985, bezocht paus Johannes Paulus II Nederland met als doel het herstel van de eenheid onder het katholieke kerkvolk alhier. [2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Groeneveld 24 augustus 1998