• kerk·gang·ster
  • Samenstellende afleiding van kerk en gang met het achtervoegsel -ster
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkgangster kerkgangsters
verkleinwoord kerkgangstertje kerkgangstertjes

de kerkgangsterv

  1. (religie) een gelovige vrouw die zich naar de kerk begeeft om de kerkdienst bij te wonen (vrouwelijke vorm)
    • Ze was rooms-katholiek en een toegewijde kerkgangster.