• kerk·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkdeur kerkdeuren
verkleinwoord kerkdeurtje kerkdeurtjes

de kerkdeurv / m

  1. (religie) een deur van een kerk
    • Kan jij de Latijnse tekst in de kerkdeur lezen? 
     Het houten hek was versterkt met ijzeren banden en klinknagels en was minstens twee keer zo hoog en drie keer zo breed als de kerkdeuren.[1]
  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477