Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkbouw -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kerkbouwm

  1. (bouwkunde) (religie) het bouwen van een kerkgebouw
    • Dit bouwbedrijf heeft ruime ervaring met kerkbouw. 

Gangbaarheid