kav
- kav
- Bijwoord:
- Ontleend aan het Oudnoordse voorvoegsel kaf-
- Zelfstandig naamwoord:
Naar frequentie | 66241 |
---|
kav
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kav | kavet | kav | kava kavene |
genitief | kavs | kavets | kavs | kavas kavenes |
- i søkk og kav
bij hopen, in grote hoeveelheden, in massa's, veel
kav
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kav
- ↑ Weblink bron “kav”, Det Norske Akademis ordbok (NAOB) (in het Noors)
- kav
- Bijwoord:
- Ontleend aan het Oudnoordse voorvoegsel kaf-
- Zelfstandig naamwoord:
kav
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kav | kavet | kav | kava |
kav, o
- afgrond
- (geologie) diepzee
- lawaai
- onrust, rusteloosheid
- ijverige bewegingen met je handen, (het) schermen, , (het) zwaaien
- i søkk og kav
bij hopen, in grote hoeveelheden, in massa's, veel
kav
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kav