kasten
- Geluid: kasten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑstə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkɑstə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkɑstə(n)/
- kas·ten
de kasten mv
vervoeging van |
---|
kassen |
kasten
- meervoud verleden tijd van kassen
- Wij kasten.
- Jullie kasten.
- Zij kasten.
- Wij kasten.
- Het woord kasten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kasten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- kas·ten
kasten, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste
- kas·ten
Naar frequentie | > 50000 |
---|
kasten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste
- kas·ten
kasten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste
- kas·ten
kasten