• kas·sier·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord kassierster kassiersters
verkleinwoord kassierstertje kassierstertjes

de kassiersterv

  1. (beroep) vrouw die het beheer heeft over contant geld en de kaswijzigingen bijhoudt
    • De kassierster zette zonder pardon het bordje "gesloten" voor mijn neus en ging naar huis. 
     Terwijl mijn broer en zijn vrienden op de brandkast achter in de bank afliepen, hield ik de mensen op de grond onder controle, vooral de kassierster die bang was geweest voor haar mantelpakje, want haar benen stonden me wel aan.[1]
  2. (beroep) (Belgisch-Nederlands) vrouw of meisje met de taak de betalingen van klanten in een winkel of amusementsbedrijf te verwerken
     Gisterenavond heeft een gemaskerde overvaller een kassierster bedreigd met een mes. Dat gebeurde in de Carrefour Market in Donk bij Herk-de-Stad.[2]
     Valérie Trierweiler is zelf bijzonder fier op haar eenvoudige afkomst – haar vader was gehandicapt, haar moeder was kassierster bij een ijsbaan.[3]
36 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  • frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [5]
        6
  • frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [5]
        7
  1.   Weblink bron
    Aaron Blumm (vert. Frans van Nes)
    Hoe wij de Vojvodinabank beroofden in: Tirade., 433 jrg. 54 nr. 2 (april 2010), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 92
  2.   Weblink bron
    Tine Oyen
    “Gemaskerde overvaller bedreigt kassierster met een mes in Herk-de-Stad” (29 oktober 2019) op tvl.be
  3. De Standaard in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, kassierster
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  5. 5,0 5,1
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, kassierster