1. mens die vlees van zijn eigen soort eet (beeldhouwer: L. Kern op Wikipedia (de))
  • kan·ni·baal
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘menseneter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1566 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kannibaal kannibalen
verkleinwoord kannibaaltje kannibaaltjes

de kannibaalm

  1. mens die of dier dat vlees van zijn eigen soort eet
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]