Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juich·stem·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord juichstemming juichstemmingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de juichstemmingv

  1. psychische gesteldheid als men heel blij en vrolijk is
     Overigens is die juichstemming niet bij alle tuincentra te horen. De bedrijven in de grensstreek die het veelal moeten hebben van Duitse en Belgische klanten, zagen hun omzet in het tweede kwartaal juist enorm inzakken doordat buitenlanders door de coronamaatregelen de grens niet over mochten. Horstra: "Inmiddels trekken die verkopen daar wel weer wat aan, maar ze moeten echt van heel diep komen."[1]
     Na de juichstemming van maandag maakten de beurskoersen de afgelopen dagen pas op de plaats. Veel landen zitten midden in een tweede golf. En dat maakt het moeilijk te beoordelen welke kant het op gaat.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Voor veel tuincentra zijn het ongekende tijden; omzet naar record” (27-08-2020), NOS
  2.   Weblink bron “Is de weg naar economisch herstel ingezet met een werkend vaccin in zicht?” (13-11-2020), NOS