• jeu·ke·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen jeukerig jeukeriger jeukerigst
verbogen jeukerige jeukerigere jeukerigste
partitief jeukerigs jeukerigers -

jeukerig [1]

  1. een gevoel dat iemand aanzet tot krabben
    • De processierups is al jarenlang met een forse opmars bezig. Het probleem zit 'm daarbij vooral in de afgestoten brandhaartjes, die bij aanraking een jeukerig en branderig gevoel geven. [2] 
    • Als 68-jarige man heb ik vreselijk last van rusteloze benen. Elke avond rond zes uur krijg ik een jeukerig gevoel in de benen. Elke tien seconden moet ik mijn spieren kortstondig ongecontroleerd bewegen. Alleen lopen helpt enigszins. [3] 
  2. irritant
    • Het menu blijkt een eclectisch ratjetoe van gerechtjes om te delen - shared dining zegt de serveerster, een nogal jeukerige benaming voor deze tapas- of smörgåsbordachtige opzet. [4] 
    • Waar ik op kantoor dus echt helemaal jeukerig van word, is dat ge-sorry de godganselijke dag. „Sorry maar ik zet even het raam open”, „sorry, maar ik haal even koffie”, „sorry, maar ik heb gisteren tien tenen knoflook gegeten”, „sorry maar ik heb open tbc maar ga toch tegenover je zitten blaffen.” [5] 
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 11-05-13 Eikenprocessierups duikt weer op in Enschede
  3. De Telegraaf 22 jan. 2015 Rusteloze benen
  4. Het Parool HISKE VERSPRILLE 2 SEPTEMBER 2014, Tolhuistuin (6,5)
  5. NRC Japke-d. Bouma 5 februari 2016 Waarom vrouwen altijd sorry zeggen
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be