Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jeu·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jeuken
jeukte
gejeukt
zwak -t volledig

Werkwoord

jeuken

  1. inergatief een onaangenaam kriebelend gevoel op de huid veroorzaken
  2. inergatief krabben om een kriebelend gevoel te verdrijven (minder gangbare betekenis)
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen