jachtliefhebber
- jacht·lief·heb·ber
- samenstelling van jacht zn en liefhebber zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jachtliefhebber | jachtliefhebbers |
verkleinwoord | jachtliefhebbertje | jachtliefhebhertjes |
de jachtliefhebber m
- iemand die uit liefhebberij jaagt
- Jachtliefhebbers kunnen op de ranch logeren en overdag uit jagen gaan. Volgens één van de managers gaat er nooit vlees verloren. "Onze families eten ervan."[2]
- Uit dankbaarheid en respect voor de natuur en het wild. Juist deze aspecten drijft jachtliefhebber Herman Grunder tot de tweejaarlijkse organisatie van de Hubertusmis. Zondag vindt de viering, voor de tiende keer plaats in de Mariakerk van de wijk Zuid-Berghuizen.[3]
- Verderop staat de Countryside Alliance. Deze lobbygroep wil de wet uit 2005 schrappen die de drijfjacht (met honden) op vossen en andere dieren verbiedt.‘De Conservatieven hebben beloofd deze belachelijke wet zo snel mogelijk terug te draaien’, zegt Guy Robinson, zelf fervent jager. Hij claimt 250 duizend Britse jachtliefhebbers te vertegenwoordigen. ‘De stemming zal geen problemen opleveren. Wij kennen slechts vijf Toryparlementariërs die tegen opheffing van het verbod zijn.[4]
- Het woord 'jachtliefhebber' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 05 feb. 2015
- ↑ Tubantia 05-NOVEMBER-2009
- ↑ Volkskrant Gert-Jan van Teeffelen 9 oktober 2009