Nederlands

 
Jachthuis bij Den Treek in Utrecht
Uitspraak
Woordafbreking
  • jacht·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jachthuis jachthuizen
verkleinwoord jachthuisje jachthuisjes

Zelfstandig naamwoord

jachthuis o [1]

  1. landhuis oorspronkelijk bestemt voor jagers
    • Naar huidige maatstaven oogt het vrij bescheiden: het jachthuis van voormalig DDR-leider Erich Honecker. Van der Valk maakte er een hotel van. Honeckers slaapkamer wordt nu de Honeymoon Suite genoemd.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Juurd Eijsvoogel 16 september 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be