Nederlands

 
Een jaardicht op de Wolwaag in Maastricht  :
hoC ponDere CVIqVe sVVM
hier wat betreft gewicht: ieder het zijne;
de Romeinse cijfers tellen op tot 1721, toen de waag werd vernieuwd.
Uitspraak
Woordafbreking
  • jaar·dicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jaardicht jaardichten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het jaardichto

  1. (dichtkunst) vers waarin de letters die ook Romeinse cijfers zijn kunnen worden opgeteld tot een jaartal dat betekenis heeft die verband houdt met de strekking van het vers
     De jaardichten op het vignet en aan het slot geven beiden het jaar 1668.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hubert Meeus
    “Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650.” (1983), Acco, Leuven, ISBN 90-334-0629-2, p. 82