Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·wil·li·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inwilliging inwilligingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inwilligingv

  1. het iets toestaan wat door een ander gewild of geëist is
     Maar volgens een woordvoerder van de Haagse rechtbank is de rechter-commissaris maar twee keer tevergeefs naar Turkije is gereisd om inwilliging van het rechtshulpverzoek te bepleiten. Minister Van der Steur heeft daarna zijn ambtgenoot in Ankara gebeld om het getuigenverhoor alsnog van de grond te krijgen. De Turken hebben daar nog niet op gereageerd. Het OM zegt dat de wens om de Turkse getuigen te horen onverkort geldt.[1]
     Mocht er tot 28 oktober worden doorgespeeld, dan zal dat ten koste gaan van de lengte van de voorbereiding van bondscoach Max Caldas en zijn ploeg op het WK, dat op 28 november in India begint. Voor de voorbereiding staan nu zes weken ingepland, maar zal bij inwilliging van de eisen naar vier weken gaan.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Onderzoek Demmink in Turkije verloopt moeizaam” (14-09-2015), NOS
  2.   Weblink bron “Hockeyclubs op ramkoers met nationale bond” (14-03-2018), NOS