Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·seks
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord interseks interseksen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de interseksv / m

  1. tweeslachtig wezen, mens, dier of plant met tegelijk vrouwelijke en mannelijke kenmerken
stellend
onverbogen interseks
verbogen intersekse
partitief interseks

Bijvoeglijk naamwoord

interseks

  1. gelijktijdig vrouwelijke en mannelijke kenmerken bezittend
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie