inroosteren
- Geluid: inroosteren (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪnrostərən/
- in·roos·te·ren
- samenstellende afleiding van in (voorzetsel) en rooster (zelfstandig naamwoord) met het achtervoegsel -en dat de onbepaalde wijs van een werkwoord vormt (werkwoord), of samenstelling van in bw en roosteren ww "een verdeling van personen en taken over tijdvakken en plaatsen maken" [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inroosteren |
roosterde in |
ingeroosterd |
zwak -d | volledig |
inroosteren
- overgankelijk in het rooster zetten
- Hij werd op een laat tijdstip ingeroosterd.
- Het woord inroosteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inroosteren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ inroosteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be