Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·qui·si·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kerkelijke rechtbank’ voor het eerst aangetroffen in 1560 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord inquisitie inquisities
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inquisitiev

  1. een rechtbank van de Rooms-Katholieke Kerk, die was belast met de opsporing, het onderzoek en het straffen van 'ketters' (niet-christenen)
Verwante begrippen
  1. ketterjacht, geloofsvervolging
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen