inlui
- in·lui
- intensiverende afleiding van lui (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inlui | - | - |
verbogen | inluie | - | - |
inlui
- heel vadsig
- Na het eten lag de kater inlui in zijn mand.
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inlui.
- Het woord 'inlui' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ zie "lui3" in Boon, C.A. den & D. Geeraerts (red.)Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14e druk (2005) Van Dale Lexicografie Utrecht/Antwerpen; cd-rom