• in·log·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inloggen
logde in
ingelogd
zwak -d volledig

inloggen

  1. (informatica) inergatief Verbinding bewerken met een centrale computer via modem of toetsenbord op afstand
    • Dat inloggen was zo gepiept. Helaas betrof het een ingelogde vandaal. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]