Nederlands

 
inlegwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • in·leg·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inlegwerk inlegwerken
verkleinwoord inlegwerkje inlegwerkjes

Zelfstandig naamwoord

inlegwerk o [1]

  1. iets dat versierd is door inleggen waarbij verschillende delen als een legpuzzel op elkaar aansluiten
     Ik weet ook niet wat dit document inhoudt, zei de freule tegen vorst Vasili, terwijl ze hem de met inlegwerk versierde leren map liet zien die ze in haar hand hield.[2]
     De schaal is al in juni 2013 gevonden, maar pas vandaag is de vondst bekendgemaakt. Het voorwerp, dat vermoedelijk als drinkbeker of als wasbekken gebruikt werd, heeft een diameter van 21 centimeter en een hoogte van 11 centimeter. Er staan dier- en plantenfiguren in bladgoud op en het inlegwerk is van goud en rode halfedelstenen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Zeldzame zilveren schaal uit 7de eeuw opgegraven” (01-07-2014), Tubantia