inkleding
- in·kle·ding
- Naamwoord van handeling van inkleden met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inkleding | inkledingen |
verkleinwoord |
de inkleding v
- de handeling waarbij postulanten hun noviciaat beginnen en voor het eerst het kloostergewaad ontvangen
- hoe men de rol van een bepaalde functie of persoon vorm geeft
- “Juist de burgemeesters weten wat er speelt in de gemeente en aan welke inzet behoefte is. Er gaat veel goed bij de inzet, maar in het bestuurlijk bestel waarin de inzet van de politie wordt bepaald, zou de inkleding van de burgemeester beter kunnen.” [2]
- de inrichting van een ruimte of een gebouw
- ‘Dit jaar wilden we echt inzetten op de sfeer en inkleding’, vervolgt de student. ‘We wilden een totale ervaring creëren, zodat de studenten zich niet meer in Leuven wanen wanneer ze toekomen. Denk maar aan Tomorrowland.’ [3]
- De rondgang loopt langs vijf ruimten in ‘een Ensoriaanse sfeer’. Voor de inkleding daarvan werkt het bureau Madoc alleen met reproducties. [4]
- [2] formulering
- [3] inrichting
1.
- Het woord inkleding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inkleding" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lisa Dupuy 13 juni 2017 ‘Nationale politie negeert platteland’
- ↑ De Standaard WOENSDAG 25 APRIL 2018 Studenten willen het steeds groter en professioneler
- ↑ De Standaard WOENSDAG 23 MEI 2018 - CULTUUR EN MEDIA Oostende zet zich op de kaart met Ensor
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be