• in·kla·ren

inklaren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inklaren
klaarde in
ingeklaard
zwak -d volledig
  1. overgankelijk (handel) (juridisch) van in te voeren goederen dat men ze aangeeft om er invoerbelasting over te betalen
    • Handelsbelemmeringen die de EU en het VK elkaar opleggen kunnen bestaan uit eenvoudige importtarieven, maar ook uit pesterige bureaucratische maatregelen. Brakman: „Een bekend voorbeeld uit het verleden is Frankrijk, dat Japanse audioapparatuur probeerde te weren door het inklaren van die apparaten alleen mogelijk te maken in een moeilijk toegankelijk Frans dorpje.”[2] 
    • Als het tegen zit kan ook de kustwacht of een actieve douanier roet in het eten gooien. Dat ondervond de Franse schipper van ABN AMRO II, Sébastien Josse, eens voor de Marokkaanse kust. Touber: „Hij moest op zee een uur lang praten tegen een douanebeambte om de territoriale wateren te mogen verlaten. Als ze de boot willen inklaren ben je zomaar een paar uur verder.” [3] 
87 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maral Noshad SharifiWilmer Heck 28 juni 2016
  3. NRC Rob Schoof 15 november 2014
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be