Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·cas·se·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord incassering incasseringen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de incasseringv

  1. (het) incasseren, het in ontvangst nemen (van geld).
    • De incassering van buitenlandse verkeersboetes verloopt niet altijd even vlot. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid