in 't geniep
- Geluid: in 't geniep (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɪnətxəˈnip / (4 lettergrepen)
- in 't ge·niep
- vaste verbinding van in (voorzetsel), 't (lidwoord) en geniep (zelfstandig naamwoord), in de betekenis "stiekem, achterbaks" aangetroffen vanaf 1736 [1][2][3]
in 't geniep
- (pejoratief) opzettelijk verborgen om een ongunstige reactie van anderen te voorkomen
- Het zal wel goed komen, zei mijn pa en ging klavers snijden voor de konijnen. En ik denk dat hij in 't geniep blij was dat ons broer zo lang wegbleef. [4]
- Het woord 'in 't geniep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ in 't geniep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "geniep" in: Sijs, N. van derChronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3; p. 952
- ↑ Blondeau, T.Champagne in: De Revisor. jrg. 32 nr. 1 (februari 2005) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam; p. 9; geraadpleegd 2019-08-18