geniep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·niep
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘geheim’ voor het eerst aangetroffen in 1736 [1]
- betekende oorspronkelijk duisternis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geniep | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- geheim en verborgen
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
- in het geniep
in het geheim, stiekem, achterbaks
- - Ze kende wel wat boeren in de polder waar ze in het geniep een kalf kon kopen, maar sommigen van hen slachtten nog steeds zelf en Gemma beschouwde hen als haar concurrenten.[4]
- - Vandaag staat de band tussen vader en dochter centraal. Hoe kan hij de Laura die opeens een hoofddoek begon te dragen, haar naam in Lamyae veranderde, hem niet vertelde dat ze zwanger was, en in het geniep trouwde, die opeens vertrokken was naar het kalifaat - hoe kan hij haar nu geloven op haar woord? „Dat antwoord kun je alleen als vader geven”, zegt Eugène. „Uit het hart. Ik zie dat ze terug naar de oude is.” [5]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord geniep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geniep" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ "geniep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geniep op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Thomas Olde Heuvelt HEX ISBN 978-90-245-7334-9 pagina 153
- ↑ NRC Thomas Rueb 5 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be