• ge·niep
  • In de betekenis van ‘geheim’ voor het eerst aangetroffen in 1736 [1]
  • betekende oorspronkelijk duisternis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geniep
verkleinwoord

het geniepo [3]

  1. geheim en verborgen
  • in het geniep
in het geheim, stiekem, achterbaks
- Ze kende wel wat boeren in de polder waar ze in het geniep een kalf kon kopen, maar sommigen van hen slachtten nog steeds zelf en Gemma beschouwde hen als haar concurrenten.[4]
- Vandaag staat de band tussen vader en dochter centraal. Hoe kan hij de Laura die opeens een hoofddoek begon te dragen, haar naam in Lamyae veranderde, hem niet vertelde dat ze zwanger was, en in het geniep trouwde, die opeens vertrokken was naar het kalifaat - hoe kan hij haar nu geloven op haar woord? „Dat antwoord kun je alleen als vader geven”, zegt Eugène. „Uit het hart. Ik zie dat ze terug naar de oude is.” [5]
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]