ijzig
- ij·zig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ijzig | ijziger | ijzigst |
verbogen | ijzige | ijzigere | ijzigste |
partitief | ijzigs | ijzigers | - |
ijzig
- met een lage temperatuur
- ▸ Een ijzig stuk sneeuw dat onder een helling van 45 graden naar beneden liep.[2]
- (figuurlijk) zeer kil en onaangenaam, onvriendelijk, zonder enige warmte in het gevoel
- De ijzige hoofdzuster kon niet lachen om de grappen van de jonge dokter.
- Het woord ijzig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijzig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ ijzig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be