ijl
- ijl
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ijl | ijler | ijlst |
verbogen | ijle | ijlere | ijlste |
partitief | ijls | ijlers | - |
- In de betekenis van ‘leeg, dun, wazig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
ijl
- met een lage dichtheid
- In de bergen is er vaak een ijle lucht.
- ▸ Ik vroeg of Claude ook last van de ijle lucht had, maar hij bleek er weinig van te merken.[2]
vervoeging van |
---|
ijlen |
ijl
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijlen
- Ik ijl.
- gebiedende wijs van ijlen
- IJl!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijlen
- IJl je?
- Het woord ijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijl" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ijl" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be