Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • huis·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvlieg huisvliegen
verkleinwoord huisvliegje huisvliegjes

Zelfstandig naamwoord

de huisvliegv / m

  1. (tweevleugeligen) Musca domestica   een tweevleugelig insect dat behoort tot de familie echte vliegen (Muscidae). De huisvlieg is een van de bekendste soorten vliegen en door haar kosmopolitische verspreiding wellicht ook een van de bekendste insecten
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie