houwdegen
- houw·de·gen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vechtersbaas’ voor het eerst aangetroffen in 1900 [1]
- samenstelling van houw en degen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houwdegen | houwdegens |
verkleinwoord |
- (militair) (verouderd) een soort zwaard met een brede kling waarmee men kan houwen en steken
- (pejoratief) een onbehouwen vechtersbaas
- De oude houwdegen Michael opende de vergadering met aplomb. Zelfs zittend welfde hij zijn enorme borstkas en spreidde zijn vleugels met hun spanwijdte van elf ellen uit, de grootste ooit in de hemel vertoond. Zijn slagpennen waren zo dik als Gabriëls onderarm.[4]
- Hij was niet op zijn gemak in het Kremlin. Daar was hij het zwarte schaap en de ouwe houwdegen. Hij is er nooit gewend geraakt. Volgens hem bestond 'oprechte, onbaatzuchtige kameraadschap alleen bij de troepen'. Hij heeft zijn hele leven met het leger doorgebracht. Met legermensen. Een halve eeuw.[5]
- [2] ijzervreter, bikkel
1.(pejoratief) een onbehouwen vechtersbaas
- Het woord houwdegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houwdegen" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "houwdegen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ houwdegen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Driessen, Martin MichaelVader van God 2012 ISBN 978-90-284-2478-4 pagina 164
- ↑ Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna2015 Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat 2015 ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 123
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be