• hou·tig
  • afleiding van hout met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen houtig houtiger houtigst
verbogen houtige houtigere houtigste
partitief houtigs houtigers -

houtig [1]

  1. lijkend op hout
    • Tussen mei en juli verpoppen de larven zich en de volwassen galwespen verlaten de gallen via kleine gaatjes. Na het uitvliegen worden de gallen bruin en houtig en kunnen ze nog enkele jaren aan de twijgen blijven zitten. [2] 
    • Controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit NVWA inspecteren de komende dagen alle bomen, struiken en andere houtige gewassen in de omgeving van de Beuzenes in Winterswijk. Daar werd maandag de zeer schadelijke boktor gevonden. Het dier moet worden uitgeroeid. [3] 
    • Uit een rapport van bosbeheerstichting Probos bleek al dat in de Nederlandse bossen nog maar weinig extra biomassa te halen is voor de opwek van energie. Op termijn is er niet genoeg want de vraag naar biomassa groeit. Nu al wordt 78 procent benut. In Noord-Holland is per jaar 60.000 ton 'houtige biomassa' te halen, daarvan is nog maar 19 procent vrij. [4] 
88 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]